Vanaf 1900 ontwikkelden de schrijfmachine zich tot een (voornamelijk in de VS en Duitsland geproduceerd) massaproduct. Tegen 1915 was de schrijfmachine alomtegenwoordig in Amerikaanse bureaus.
Als het gevolg van overnames en fusies bleven midden jaren ´20 slechts vier Amerikaanse schrijfmachineproducenten over. Alleen de beste modellen wisten zich door te zetten: firma´s gaven liever iets meer geld uit aan degelijke, snelle schrijfmachines.
In 1900 zette de "Underwood No. 5" de standaard. De techniek van dit toestel zou 62 jaar de schrijfmachineproductie bepalen. Tijdens de jaren ´20 was de helft van de schrijfmachines in de VS een Underwood. Dit enorme succes verblindde de bedrijfsleiding zo, dat ze vergaten hun product te verbeteren. De concurrent Royal, opgericht in 1906, profiteerde hiervan door verbruiksvriendelijke verbeteringen en aan te brengen en een eersteklas distributienet uit te bouwen. Tegen 1939 was Royal de schrijfmachineproducent met de grootste omzet wereldwijd.
Twee mechanische schrijfmachines uit de jaren ´20 en twee uit de jaren ´50 zijn in de tentoonstelling te zien.
Hoewel er met de Mercedes Elektra uit 1921 reeds een prima model op de markt was, wist de elektrische schrijfmachine zich pas na WO II door te zetten. Modellen uit de jaren 1954 tot 1969 getuigen van de trend richting elektrische schrijfmachines.
De Italiaanse firma Olivetti wist haar klanten succesvol met een geheel eigen design aan te spreken. Enkele mijlpalen van deze firma zijn in de tentoonstelling te zien.
Maar de echte technische vernieuwingen gingen van IBM uit. In 1947 kwam de "IBM Executive" uit, een volelektronische schrijfmachine met proportioneel schrift. In 1962 maakte IBM met haar "IBM 72-kogelkop"-schrijfmachine voorgoed komaf met het Underwood-principe.
Een Chinese schrijfmachine en een muzieknotenschrijfmachine ronden dit tentoonstellingsdeel af.