"Een paar van deze machines", zo schatte Thomas J. Watson in 1943 de wereldwijde computerbehoefte in. Het zou echter niet lang duren vooraleer computers naast militaire (berekening van projectielbanen) en wetenschappelijke (berekeningen van rekentabellen) ook voor statistische en commerciële doeleinden ingezet werden. Eckert en Mauchly, de bouwers van de ENIAC, brachten in 1951 de UNIVAC I bij Remington Rand uit. Dit eerste seriegeproduceerde "elektronenbrein" maakte de inzet van ponskaarten tijdens volkstellingen overbodig.
In 1954 toonde de LEO in Groot-Brittannië aan, dat computers tijdens de automatisering van bureauwerk zinvol ingezet konden worden. In Duitsland leverde de firma Zuse KG gelijktijdig de relaiscomputer Z5 aan de Optischen Werke Leitz in Wetzlar af.
Tegen het einde van de jaren ´50 waren wereldwijd ongeveer 8.000 computersystemen actief. Vele ondernemingen boden eigen computersystemen uit alle kwaliteitsklassen aan. Het 360-systeem van IBM zou voorgoed komaf maken met een groot deel van de concurrentie. Alleen binnen bepaalde marktniches wisten in specifieke computertoepassingen gespecialiseerde firma´s zich te handhaven. De computer zou nog tot het einde van de jaren ´60 uitsluitend voor specialisten toegankelijk blijven.