Aan het begin van de rondgang op de 2e verdieping is sinds begin 2024 een nieuwe tentoonstelling te zien. Het gaat over de geschiedenis van printers en kopieerapparaten, die in de jaren ‘50 het eerst hun weg vonden naar bedrijven en kantoren en ruim 30 jaar geleden ook naar privégebruikers. De blikvanger en het middelpunt is een Xerox 1385, de voorloper van alle laserprinters en kopieerapparaten. Daarmee was het sinds 1952 mogelijk om drukplaten en reproducties voor offsetdruk te produceren. Individuele kopieën waren ook mogelijk, maar het proces was nog wel erg ingewikkeld.
Er is ook een Honeywell Bull-trommelprinter uit 1975 te zien. De verschillende soorten printers laten duidelijk zien hoe een zeer complexe technologie die voorheen alleen door experts werd beheerst, een eenvoudige dagelijkse routine werd. Zetwerk gebeurt niet langer met loden letters, maar hele boek- of krantenpagina's worden nu op de computer gemaakt.
Maar er is ook iets te horen: de bedieningsgeluiden van de verschillende printertypes kun je horen door op een knop te drukken.
De presentatie wordt aangevuld met de artistieke bijdrage "Flying Books" van Dorothea Reese-Heim.
De eerste computers gebruikten elektrische schrijfmachines en telexapparaten voor het weergeven van resultaten voordat de eerste lettertypeprinters werden toegepast. In 1953 bouwde de firma Remington Rand trommeldrukkers, die bekend staan als de eerste snelle drukmachines. Vanaf 1960 werden kettingdrukkers en stalen-banddrukkers gebruikt. In 1969 werd de daisywheelprinter uitgevonden. Deze maakte gebruik van verwisselbare margrietwielen en leverde kwalitatief hoogwaardige afdrukken, te vergelijken met het schriftbeeld van een schrijfmachine.
In 1970 brak het tijdperk van de matrixprinters aan. Deze plaatsten afzonderlijke kleine beeldpuntjes op het papier. De firma Digital Equipment Corporation (DEC) produceerde in 1970 de dotmatrixprinter, die ook grafieken en afbeeldingen op papier kon afdrukken.
In 1971 bouwde ingenieur Gary Starkweather in het Xerox Palo Alto Research Center de eerste laserprinter, die echter met de Xerox 9700 pas in 1978 op de markt kon worden gebracht en 120 pagina’s per minuut kon afdrukken.
De directe thermische printers werden vanaf 1974 bij faxapparaten en tafelrekenmachines gebruikt, gevolgd door thermische transferprinters, die kwalitatief hoogwaardige zwart-wit- en kleurenafdrukken konden maken.
In 1976 volgde de kleureninkjetprinter. Het procedé was echter nog niet uitgekristalliseerd. Het grootste probleem voor de ingenieurs was dat opgedroogde inkt telkens weer de printkop verstopte.
In de jaren tachtig van de vorige eeuw maakten laserprinters en inkjetprinters hun opmars in kantoren. In 1984 presenteerde Hewlett-Packard (HP) de eerste laserprinter voor IBM-compatibele pc's, voor een prijs van 3500 dollar: de HP LaserJet. Een hoogwaardige laserprinter kostte tot dat moment tussen de 100.000 en 350.000 dollar.
In 1988 bracht HP de inkjetprinter DeskJet op de markt, die 1000 dollar kostte. De ingenieurs van HP en Canon hadden het probleem van de verstopte printkoppen opgelost.