Het was ooit de eerste personal computer ter wereld: de Laboratory INstrument Computer, oftewel LINC. Hij werd in 1962 ontwikkeld door de fysicus Wesley Clark en zijn student Charles Molnar van het Massachusetts Institute of Technology, de technische universiteit in Cambridge bij Boston.
De LINC deed zijn rekenwerk met transistoren en had een werkgeheugen voor 2.048 twaalfbits woorden; twee magneetbanden boden plaats aan andere gegevens. De LINC beschikte over een toetsenbord en een kleine monitor. Bij MIT werd een dozijn exemplaren gebouwd voor medisch onderzoek; de computerfirma DEC bouwde nog een kleine serie van vijftig stuks.
De LINC was de eerste elektronische rekenmachine die in een normale woning terechtkwam, vandaar de naam personal computer. In 1964 en 1965 werkte de jonge filosofe Mary Allen Wilkes met een LINC in het ouderlijk huis in de stad Baltimore.
Zij was een extern lid van een onderzoeksgroep die zich aan een universiteit in St. Louis bezighield met LINC-computers. Mary Allen Wilkes schreef onder andere het besturingssysteem daarvoor. In 1972 verliet zij de informatica om rechten te gaan studeren; ze werd vervolgens een succesvolle advocaat en rechter.