De 19e eeuw was niet alleen een tijdperk van industrialisering en massaproductie, maar ook een tijdperk van steeds toenemend administratief werk. Stijgende belastingopbrengsten, omvangrijke planning en controle, en de oprichting van een dienst voor sociale zekerheid deden vooral in Pruisen een bureaucratisch apparaat ontstaan, dat niet alleen voor andere landen, maar ook voor grote bedrijven op de vrije markt als voorbeeld kon dienen.
Ideaal toonbeeld voor de bureaucratie was het leger met zijn enge hiërarchie en trouwheid t.o.v. heerser en staat. Correctheid, discipline en bureaucratische effectiviteit bepaalden het alledaagse werk: schoonschrift met stalen pen, penhouder en inktpot was onontbeerlijk voor de ambtsuitoefening. Er werd doorgaans aan hoge lessenaars geschreven. Schrijfbureaus en stoelen met leuning waren enkel voor hoge functionarissen voorbehouden. Stempels, voorgedrukte formulieren en documentenvermenigvuldiging met een kopieerpers vergemakkelijkten het steeds gelijkaardiger en monotoner wordende administratieve werk.
Voor het ordenen en archiveren van documenten werden briefsorteervakjes en archiefkasten zoals die in de tentoonstelling gebruikt. Andere registratiehulpmiddelen zoals fiches en briefhouders vereenvoudigden eind 19e eeuw het alfabetische sorteren. De betere lichtsterkte van gaslicht en elektrische verlichting zorgde ervoor dat men langer kon werken in de anders zo donkere bureaus. De mechanisering van het bureauwerk en de invoering van nieuwe communicatiemiddelen zoals de telefoon vonden pas rond de eeuwwisseling in de Duitse overheidskantoren plaats.
Organisatorische regelingen en een betere taakverdeling verhoogden de efficiëntie van het administratieve werk. Gelijktijdig werd het bureauwerk ook ruimtelijk meer gespecialiseerd. Men schreef, kopieerde, rekende, archiveerde en incasseerde steeds meer in zijn eigen bureau. Dit hield niet tegen dat ieders arbeid zeer bureaucratisch gecontroleerd werd: dit blijkt o.a. uit het eetverbod op kantoor.