Bureaucratie regelde niet alleen een vlotte goederenproductie en het openbare leven. Ook tijdens een totale vernietigingsoorlog zoals WO II had men nood aan bureaucratie en administratie.
Dit merkte men reeds bij de rekrutering van manschappen tijdens het interbellum. Tijdens de oorlog zelf regelde de militaire administratie zowel de verpleging van gewonden als de levering van munitie en reserveonderdelen. Ook de registratie van gesneuvelden en het aanleggen van graven werd via voorschriften gereglementeerd en a.h.v. formulieren uitgevoerd.
De volledige levensloop van een soldaat werd uitvoerig gedocumenteerd en elke belangrijke wijziging werd in een militair zakboekje, dat als geen ander zijn lotgevallen beschreef, genoteerd.
Voor een militaire overheid en in het bijzonder voor de militaire staf was snelle communicatie vanzelfsprekend van groot belang: telefoonapparatuur (veldtelefonen en plaatselijke netbatterijen) vond men in bijna elk kantoor terug. Telexen en zendontvangapparatuur werden opmerkelijk minder gebruikt.
Bij inkomende informatie bestond het risico dat ze door de vijand onderschept en gebruikt werd. Uit angst voor spionage gebruikte men papierversnipperaars om telexboodschappen te vernietigen. Aanmaningen tot geheimhouding kon men op elke telefoon en stenoblok terugvinden.
Aan het front beperkte militaire bureaucratie zich tot mondelinge bevelen en met de hand ingevulde en afgestempelde formulieren.
Zelfs in bureaus aan het thuisfront waren de gevolgen van de oorlog steeds sterker voelbaar. Oproepingen onder het personeel, langere arbeidsduur, falend of slecht bureaumateriaal, verduisteringen en bomalarmen wogen zwaar op de dagdagelijkse arbeid. Noodcarbidlampen en reddingsvoertuigen om schrijfmachines naar schuilplaatsen te transporteren getuigen van deze situatie.
Uiteindelijk werd de gehele Duitse militaire administratie bedreigt door de vernietigingsoorlog waarover ze zelf bericht uitbracht.