Wilhelm Schickard en Blaise Pascal waren twee geleerden uit de 17e eeuw, die onafhankelijk van elkaar de eerste rekenmachines ontwikkelden.
die theoloog van opleiding was, doceerde Hebreeuws aan de universiteit van Tübingen. Buiten oude talen en landmeting hield hij zich intensief met wiskunde en astronomie bezig. Om wiskundige en astronomische problemen op te lossen bedacht hij modellen, die in gedetailleerde publicaties en schetsen weergegeven zijn. Als astronomische hulpmiddelen bouwde hij o.a. een "handplanetarium" (±1632) en "astronomische rekenstokjes" (±1630). Zijn "rekenklok" (1623), die de vier hoofdberekeningen uitvoeren kon en over een eigen geheugen beschikte, liet hij aanvankelijk voor eigen gebruik bouwen.
Schickard, die zijn Zwabische werkkring nooit verlaten zou, had veel contact met andere geleerden. O.a. Johannes Kepler toonde interesse voor zijn hulpmiddelen: hij kon ze goed gebruiken voor de moeilijke berekeningen van planeetbanen. Vooraleer hij zijn tweede rekenmachine voltooien kon, stierf Schickard aan de pest.
die zijn hele leven met zijn gezondheid sukkelde, stierf op amper 39-jarige leeftijd. Hij hield zich zowel met christelijk-filosofische als zuiver natuurwetenschappelijke en wiskundige problemen bezig. Zij uiteenzettingen hierover zijn in talrijk documenten opgetekend. Op 19-jarige leeftijd begon hij met de constructie van een rekenmachine voor zijn vader, een fiscus, die persoonlijk voor de excellente opvoeding van zijn zoon gezorgd had.
Pascal liet 50 exemplaren van zijn rekenmachine bouwen, waarvan er vandaag de dag nog 9 over zijn. Doordat hij zijn "Pascaline" constant verbeterde, zouden anderen decennia later in staat zijn rekenmachines, die met 5- tot 12-cijferige getallen rekenen konden, te bouwen. De eerste "Pascalines" schonk hij in de hoop op grotere bekendheid en meer financiële ondersteuning naar belangrijke personen zoals de Franse kanselier en koningin Christine van Zweden.
Pascal raakte zo gefascineerd door gokspelen tijdens zijn verblijf aan het Franse hof, dat hij de grondbeginselen van de statistiek begon op te tekenen.