De Duitse uitvinder van de computer, Konrad Zuse, wist zijn programmeerbare rekenmachines zelfstandig en zonder enige vorm van financiële ondersteuning te bouwen. Nadat hij in 1936 als staticus ontslag nam bij de Henschel Flugzeug-Werken in Berlijn, begon hij in de woonkamer van zijn ouders aan een eigen rekenmachine te bouwen. Deze machine moest de gestandaardiseerde, eentonige berekeningen van een staticus automatisch uitvoeren. Ze moest programmeerbaar zijn en over een geheugen beschikken, dat groot genoeg was om tussentijdse resultaten op te slaan.
De beslissing het binaire systeem te gebruiken om getallen weer te geven, zorgde voor de eerste grote doorbraak. Een compact geheugen voor 16 getallen, bestaande uit over elkaar liggende metaalstrippen, was het eerste bemoedigende resultaat. In 1941 was zijn ZUSE Z3, een op relaistechniek gebaseerde computer, volledig operationeel.
Op de inventieve geest van Konrad Zuse kan niet genoeg gewezen worden. Men moet het maar doen, helemaal alleen een machine ontwerpen en bouwen, waar de Amerikanen pas jaren later, tegen het einde van WO II, met torenhoge financiële middelen in slaagden.
Deze machine was zo revolutionair dankzij het gebruik van:
De tentoonstelling tracht de belangrijkste levensaspecten van deze zonder weerga vereerde ingenieur, ondernemer, schilder en vader te belichten. De meer dan 50 patenten gelden als het ultieme bewijs van zijn bedrijvigheid als ingenieur.
Tijdens WO II leidde Zuse zijn eigen ingenieurbureau. Met de inkomsten van de verhuring van de Z4 aan de ETH in Zürich kon hij in 1949 een grote firma oprichten (ZUSE KG), met als doel "computers" te vervaardigen voor een op dat moment nog fictieve markt. In 1967 werd Zuse KG door Siemens overgenomen.