Al in1926 konden reizigers tijdens de treinreis van Berlijn naar Hamburg via een mobiele telefoon in de trein met het vaste netwerk telefoneren. In 1958 lanceerde Deutsche Bundespost het eerste openbare mobiele telefoonnetwerk met landelijke dekking. De bijbehorende apparatuur werd vanwege de grootte als autotelefoon in de kofferruimte ingebouwd.
Naar aanleiding van de Olympische Spelen in München installeerde die Post het B-Netz (van 1972 tot 1994). De transistortechniek maakte kleinere en lichtere apparatuur mogelijk. Het C-Netz (van 1985 tot 2002) was technisch een doorbraak: de spraakoverdracht verliep nog steeds analoog, maar de signalering was digitaal. Een gesprek werd automatisch van de ene cel naar de volgende overgedragen. De steeds kleiner wordende toestellen en de verlaging van de prijzen droegen bij aan de groeiende populariteit.
De ‘mobiele revolutie’ begon in de jaren negentig met de invoering van nieuwe digitale netwerken met de gsm-standaard. In Duitsland verkregen Telekom (D1) en Mannesmann (D2) hiervoor licenties. In 1994 kreeg E-Plus en in 1998 Viag Intercom toegang tot het E-Netz. Deze digitale netwerken zijn compatibel met elkaar, zodat de populaire sms- en mms-gegevens kunnen worden doorgegeven. De kleinere en minder stroom gebruikende gsm-toestellen konden ook internationaal worden gebruikt; kortom, niets stond echte mobiliteit meer in de weg.
In het jaar 2000 werden in Duitsland zes licenties voor mobiele UMTS-netwerken voor bijna 50 miljard euro geveild. Met de nieuwe toestellen is een aanzienlijk snellere gegevensoverdracht mogelijk dan met gsm. De mobiele apparaten zijn minicomputers geworden. Het aandeel van de datacommunicatie (e-mails verzenden en ontvangen, chatten, video’s downloaden, foto's doorsturen, surfen op internet enz.) groeit zeer snel en zorgt ervoor dat het mobiele netwerk steeds weer de grenzen van de technische mogelijkheden bereikt.
In het museum zijn de apparaten uit het analoge en digitale tijdperk te zien. De eerste digitale telefoon uit 1983 woog nog 750 gram. Pas in de jaren negentig begon met de uitbouw van het netwerk en de miniaturisatie de opmars van het mobieltje.
Bezoekers zien enkele van hun vroegere lievelingen terug, zoals de veelgebruikte Nokia 3310, mijlpalen als de Nokia Communicator, maar ook al lang weer vergeten merken zoals Hagenuk. Er is ook veel te ontdekken. Wie weet bijvoorbeeld dat niet Apple, maar LG met het model Prada het eerste toestel met een aanraakgevoelig beeldscherm op de markt bracht? Ook al weer vergeten is het feit dat de legendarische eerste iPhone nog geen UMTS, geen gps en geen camera aan de voorkant had en selfies dus niet mogelijk waren.
76 telefoontoestellen worden uitvoerig toegelicht. Drie apparaten uit verschillende generaties kunnen nader worden bekeken. En bij het aanschouwen van het ‘mobieltjeskerkhof’ komen ongetwijfeld veel herinneringen aan de eerste eigen mobiele telefoon naar boven.