Tijdens de jaren ´60 vervingen elektronische tafelrekenmachines hun mechanische tegenhangers. Het enorme succes van zakrekenmachines tijdens de jaren ´70 zou aan de basis liggen van de tot op de dag van vandaag voortdurende commerciële zegetocht van de micro-elektronica.
De eerste elektronische tafelrekenmachine kwam in 1961 op de markt: "Anita" van de Engelse Bell Punch Company. Deze machine, die de vier hoofdberekeningen uitvoeren kon, bestond uit 144 vacuümbuizen. Haar prijs, 4.200 DM, lag even hoog als die van een VW-kever.
In 1964 verscheen de eerste tafelrekenmachine met transistor, de IME uit Italië. Transistors waren goedkoper, krachtiger en minder vatbaar voor fouten dan vacuümbuizen. Ook Duitse firma´s zoals de Olympia-Werke uit Wilhelmshaven hadden succes met soortgelijke elektronische rekenmachines. Toen Sharp in 1966 de eerste rekenmachine met geïntegreerd circuit uitbracht, lag de weg open om alle bestanddelen en dus ook de rekenmachine zelf te verkleinen.
De eerste elektronische zakrekenmachine op batterijen werd in 1970 bijna gelijktijdig door de Japanse firma´s Sanyo, Sharp en Canon uitgebracht. Het "hart" van deze eerste zakrekenmachines - de microchip - kwam van Amerikaanse firma´s zoals Texas Instruments en Rockwell. Texas Instruments ontwikkelde in 1967 het eerste prototype van een zakrekenmachine. Deze "Cal Tech", die alleen maar diende om het prestatievermogen van de microchip aan te tonen, werd hij nooit in serie geproduceerd. Het enorme verkooppotentieel van zakrekenmachines werd destijds nog niet erkend, omdat de productiekosten te hoog lagen. Daarom zag Texas Instruments er geen erg in het technische ontwerp van de "Cal Tech" aan Canon door te verkopen. Het zou nog tot 1972 duren vooraleer Texas Instruments een eigen zakrekenmachine op de markt bracht.
Daarna daalden de micro-elektronicaprijzen zienderogen. De 700 tentoongestelde zakrekenmachines getuigen van de wijdverspreidheid en het prestatievermogen van deze toestellen. Vooral het Amerikaanse Hewlett-Packard domineert sinds jaar en dag de markt voor krachtige rekenmachines.
De Space Age is 1,40 meter lang en weegt zo'n 50 kilo. Het gaat hierbij niet om een historisch object, maar om een in deze tijd gemaakt uniek exemplaar. Het bijzondere is dat er geen enkele microprocessor aan te pas komt.
De zakrekenmachine geeft de technische stand van zaken van 50 jaar geleden weer en bestaat uitsluitend uit niet-discrete onderdelen: 3.400 transistoren, 24.000 dioden en negen nixie-indicatorbuizen. De machine komt qua functionaliteit en bediening overeen met een gewone zakrekenmachine die voor 1,99 euro in de winkel te koop is.
Over een periode van tweeënhalf jaar construeerde en bouwde ingenieur Henry Westphal met enkele studenten in Berlijn de Space Age. Het ROM-geheugen heeft een oppervlak van 35 vierkante centimeter. Als men het geheugen van een hedendaagse smartphone met dezelfde techniek zou maken, zou dit twee vierkante kilometer groot zijn.
Het rekenproces van de Space Age is in het museum met opzet vertraagd. Op die manier kunnen bezoekers het apparaat dankzij de opengewerkte constructie "aan het werk zien" en de afzonderlijke rekenstappen volgen.